Vader Ooievaar tracht zijn zoon een beetje gerust te stellen tijdens een van moeder
Ooievaars regelmatig voorkomende nachtelijke absenties. "Huil maar niet, jongen," zegt de
vader sussend, "je moeder brengt baby's naar de mensen en dat maakt die mensen heel
gelukkig."
De volgende nacht is het de beurt van de moeder om zoonlief te troosten: "Jongen, je vader is zo weer terug als hij de pappies en mammies hun kindje heeft
bezorgd."
Een paar dagen later zijn vader en moeder Ooievaar vreselijk ongerust, want
hun jongen is de hele nacht niet op zijn nest geweest. Als hij eindelijk, bij het krieken
van de dag, terugkeert, vragen zijn opgeluchte ouders waar hij de hele nacht geweest is.
"Ooh, ik heb een paar scholieren de schrik van hun leven bezorgd."