Jantje heeft op een dag een zwaar ongeluk en hij gaat dood. Bij de hemelpoort aangekomen staat hij achteraan in een enorm
lange rij. En het duurt en het duurt maar. "Ja," denkt Jantje: "ik heb wel wat beters te doen, het duurt me veel te lang!"
Jantje stapt uit de rij en gaat samen met Petrus het café in. Jantje en Petrus beginnen elkaar verhalen te
vertellen en het wordt later en later. Het ene biertje na het andere gieten ze naar binnen. Opeens moet Jantje toch wel
heel nodig naar de w.c. Op de w.c aangekomen ziet hij een hele grote witte mooie ruimte met allemaal klokken aan de wand
hangen, die verschillende tijden aangeven. Bij ieder van die klokken staat een naam. Dus Jantje lezen: "Pietertje, Keesje,
Klaasje, Hendrik, Henk..." Al zijn vrienden staan erbij. "Maar ik mis Karel," denkt Jantje. Eenmaal weer aangekomen in het
café bij Petrus, vraagt Jantje het toch maar eens na: "Wat zijn al die klokken op de w.c. Petrus?"
"Op die
klokken staat hoeveel je nog te leven hebt en als je masturbeert gaat de klok een uur achteruit."
"Maar waar is de
klok van Karel dan?" vraagt Jantje.
"Oh, " zegt Petrus, "die hebben we maar als ventilator in het café gehangen."